DAAR IS.....
De weervrouw eindigt haar avondweerbericht
met volgend spreekwoord “Als de dagen lengen, gaat de winter strengen”.
De ochtend daarop. Zondag. De
weervrouw heeft het gelijk aan haar kant. Het landschap ziet eruit als een
uitgerekte Brusselse wafel die door een
terecht gefrustreerde jongeling, die al te lang moet leven met opgelegde
beperkingen, woest om zich heen heeft gestrooid met pakken bloemsuiker. Het is
plots winter. Uitgestrekte sneeuwlandschappen stellen zich tentoon als echte
kunstwerken die al te vlug van hun
schoonheid ontdaan worden door een horde sleeënde, gekscherende, sneeuwballen
gooiende mensenmassa. Na een veel te zachte en natte januarimaand trekt koning
winter nu al zijn registers open. Na één dag vrieskou staat Nederland alweer te
popelen en te dromen van de Elfstedentocht. De laatste dateert alweer van 1997.
Een welgekomen verstrooiing in deze moeilijke tijden waarin we moeten buigen en
plooien naar wetten en besluiten om telkens het virus en zijn gevolgen achterna
te hollen.
Het doet me denken aan de talloze
corona fiets- en wandeltochten die wij sinds vorig jaar maart gemaakt hebben. Zo
herinner ik mij die fietstocht net over de Nederlandse grens. We waren op de
terugweg. Plots zegt mijn medefietsgezelschap “daar staat al een kerstboom in
huis”. Ik geloof haar niet en draai terug. Als versteend blijft ik staan. Het
is dinsdag dertien oktober, elf uur in de voormiddag. Met ballen en brandende
kerstlichtjes staat de boom mij uitdagend aan te staren. De boom binnen en ik
buiten. Het beeld is op mijn ooglenzen gebrand, in mijn geheugen gegrift voor
eeuwig en altijd. Mijn buurman daarentegen heeft zijn kerstboom weer op de
laatste dag van de eerst maand van het nieuwe jaar de deur uitgejaagd. Ik
maak snel een optelsom. De kerstsfeer
heeft het zomaar eventjes honderdelf dagen volgehouden of moet ik zeggen
uitgehouden. Toegegeven in deze moeilijke en donkere winter- en coronadagen was
licht en warmte een welgekomen verstrooiing maar honderdelf dagen is naar mijn
bescheiden mening te veel van het goede.
Ondertussen, het moet rond zes
december geweest zijn dat, rond middernacht, een ambulance met loeiende sirene onze
doodlopende straat inrijdt en halverwege de straat bruusk tot stilstand komt. Buren
in nachtgewaad en blootsvoets in hun schoeisel wagen zich op straat. Na korte
tijd wordt iemand op een brancard buitengedragen. Vol verwondering en
sprakeloos kijkt iedereen toe. Het is Sinterklaas die zwaar ten val is gekomen.
Gestruikeld over verlengdraden van de kerstverlichting en ongelukkig terecht
gekomen in de kerstpakjes die al onder de kerstboom lagen te pronken. Met een
zware rugblessure en een diepe teleurstelling in de mensheid is de brave man
daags nadien met zijn pieten opnieuw naar het zonnige Spanje gevlogen. Volgens
de laatste berichten is de Sint goed hersteld.
Nog meer van dat! Je houdt het
niet voor mogelijk. Op de laatste dag van de eerste maand van het jaar of beter
gezegd eenendertig januari hoor ik in de late namiddag een onherkenbaar geluid.
Nadat ik me iets meer concentreer hoor ik dat het geluid uit de buurt komt. Na
een kleine speurtocht ontdek ik de oorsprong. Mijn overbuur is naar mijn
aanvoelen te naarstig en geeft voor het eerste dit jaar en met grote voorsprong
– eind januari – met zijn elektrische grasmaaier het gazon een eerste
maaibeurt. Voor echt en waard verklaard. Datzelfde weekend zit ik met pen,
papier en verrekijker in de aanslag achter het keukenraam. Twee dagen na elkaar
op zaterdag en zondag telkens een kwartier tel ik de vogels die in mijn tuin
verschijnen. Een dag later ontvang ik een mailtje met de melding dat het
koolmeesje het meest gespotte vogeltje in onze Vlaamse tuinen werd. Mijn tuin
werd overheerst door kauwen en kraaien. Wanneer ik ’s morgensvroeg, het is nog
donker, met de fiets naar de bakker rijdt voor ons dagelijks brood fluit er
dagenlang een lijster uit volle borst hoog in een berkenboom. Bart Peeters doet
het anders, hij rijdt ’s avonds na zijn
optreden als zanger naar de broodautomaat en koopt dan een “brood voor
morgenvroeg” waarmee hij een geweldige hit scoorde. Het verschil is dat hij de
lijster niet hoort en ik niet voor volle zalen zing.
Over zingen gesproken. Het hangt
al enkele dagen in mijn hoofd. Het liedje van Jan De Wilde. Een kleinkunstenaar
uit vervlogen tijden die een beklijvend liet schreef over de lente. Het begint
als volgt:
“Daar is de lente, daar is de zon.
Bijna, maar ik denk dat ze weldra gaat komen. De fallus impudicus staat al in
bloei en blaadjes krijgen bomen.”
Nog even geduld want weldra is
niet morgen en niet overmorgen want weldra kan ook nog even duren. Maar, weldra
gaat komen…. De LENTE. Geniet ervan met volle teugen, weldra.
B’ART
8 februari 2021
B’art
BeantwoordenVerwijderenWat een kille winterdag met een mens kan doen,ik heb hier in een vlot tempo uw relaas van de voorbije (feest)periode gelezen, en meermaals het gevoel gehad dat ook ik dezelfde weg heb afgelegd.
De manier waarop je van woord- naar zinspeling gaat, maakt het des te leuker om te lezen.
Ik ben heel blij met het nieuwe jaar, en wat meer is, vol verwachting naar de volgende schrijvertjes
Genoten, Bart, van je mooie verhalen om en rond de feestelijke momenten van het jaar en hoe we ermee omgaan... en heel herkenbaar (toch een beetje leeftijdsgenoten, al kom ik een beetje achterop?) - En al staat de Fallus impudicus nog niet in bloei, ook in Zammel wordt verlangd naar de lente, de (fiets-)batterijen zijn al opgeladen!
BeantwoordenVerwijderen